Ik kreeg één reactie op mijn advertentie. Ik sprak met deze man af bij mij thuis. Hij belde op precies het afgesproken tijdstip bij me aan. Het was een man van begin vijftig. Hij oogde timide, weinig spontaan; een tikkeltje saai. Niet wat ik in gedachte had bij het plaatsen van mijn advertentie, maar het was tenminste iets.
Ik had mijn leven te koop aangeboden. In de aanbieding mijn huis, mijn konijn, mijn vrienden, mijn baan, mijn ouders. Een liefdevolle omgeving, werkelijk waar.
Wat mij betreft konden we per direct met de verkoop starten. In ruil voor goed onderhoud mocht hij het van me hebben. De dagen voor de afspraak had ik alles op orde gebracht. Bij de apparaten in mijn huis had ik de gebruiksaanwijzingen gelegd, bij het raam in de keuken een tekeningetje met hoe het raam het makkelijkst te sluiten was, en voor Maartje had ik voor de komende maanden voer aangeschaft. Daarna zal de koper het zelf moeten halen.
In een mapje had ik een overzicht gemaakt met hoe mijn dagen eruit zagen. Maandag, dinsdag, donderdag en vrijdag werken. Maandagavond eten met vriendinnen. Prima meiden, een beetje simpel. Hij zou zich er snel op zijn gemak voelen. Woensdagochtend yoga, woensdagmiddag op de thee bij mijn moeder. Bij elk agendapunt had ik een locatie en een routebeschrijving toegevoegd. Ook had ik er nog met potlood bij geschreven hoe laat hij zou moeten vertrekken als hij op de fiets zou gaan. Met een sterretje verwees ik naar een opmerking die ik onder aan de pagina schreef: ik ben eigenlijk altijd vijf minuten te laat.
Ik voegde een verjaardagskalender toe, een lijst met vrienden die ik eens in de zoveel tijd bezocht en reizen die ik nog had willen maken. Ook had ik een overzicht gemaakt met spullen die me dierbaar waren. Een foto erbij en een omschrijving. Een armbandje dat ik altijd om had, plakte ik in de linkerbovenhoek van de pagina.
Samen namen we alles door. Ik leidde hem rond door mijn huis, wees de apparaten met gebruiksaanwijzingen aan, demonstreerde hoe het keukenraam het makkelijkst dichtgaat, liet hem het bakje zien dat ik gebruikte om het water uit de druppelende kraan op te vangen. We werden het er snel over eens dat hij mijn kleren naar de kringloop zou brengen en zijn eigen kleding in mijn kast zou hangen. We spraken mijn dagindelingen door. Vegetarisch gaan eten zou een uitdaging voor hem worden, maar na een korte discussie ging hij overstag.
Na alle informatie te hebben uitgewisseld, zwegen we. Ik voelde me vertrouwd bij deze man. Toen kwam de vraag die ik best had kunnen verwachten, maar waar ik door de ontspannen sfeer niet op voorbereid was.
‘En waar ga jij eigenlijk heen?’
Ik was zo bezig geweest met een overname regelen, dat ik daar nog geen antwoord op had geformuleerd. Geen sociaal wenselijke in ieder geval. Ik had natuurlijk jaren gefantaseerd over waar ik liever zou willen zijn. Vaak kwam een verlaten pompstation midden in een woestijn in me op. In een van de drie huisjes zou ik een bovenkamer huren en in mijn fantasiebeeld kwam ik net naar buiten, onherkenbaar met een sjaal om mijn hoofd en een zonnebril op. Soms was het een hutje op een dichtbegroeide heide. Af en toe een strandhuisje op een breed en verlaten strand. Maar in deze fantasieën zou ik nog steeds mijn eigen leven bezitten.
Opeens werd ik bewust van zijn afwachtende blik. Ik moest met iets komen.
‘Ik verblijf bij vrienden.’
‘Dan zal ik je daar nog wel eens tegenkomen.’
‘Meer kennissen eigenlijk, ze staan niet op de bezoeklijst.’
‘Fijn dat je daar terecht kan.’
Ik knikte. Ik wilde niet meer praten. Ik vond het wel mooi geweest. De papieren waren ondertekend, de schema’s doorgenomen. De instructies gegeven, de sleutels ook.
‘Dan ga ik maar.’
We stonden tegelijk op. Ik voelde me licht in mijn hoofd. Ik moest me aan de stoel vasthouden om het gevoel van opstijgen te verdrijven. Hij stak zijn hand uit. Ik pakte zijn hand. Ik kneep er zacht in.
‘Mocht ik nog vragen hebben, waar kan ik je dan bereiken?’
Ik merkte dat hij het moeilijk vond om dat te vragen. Ik vond het ook moeilijk er op te antwoorden. Ik moest duidelijk zijn.
‘Ik zal niet meer te bereiken zijn, sorry.’
‘Ah, oké. Ik begrijp het.’
Hij pakte het mapje met instructies en zwaaide er ongemakkelijk mee.
‘Dan redden we ons hier wel mee!’
Ik glimlachte. Toen pakte ik mijn jas en mijn tas, waar bijna niks in zat, en liep, terwijl ik steun zocht met mijn hand langs de muur, naar de deur. Zonder nog om te kijken deed ik de deur open en stapte naar buiten. Ik gooide de deur dicht en begon te lopen. Voor de laatste keer liep ik langs het antiekwinkeltje, de bloemenzaak, de kinderkledingwinkel, de kapsalon. Ik zag mezelf lopen, over de stoep, auto’s raasden langs me. Een fietser remde toen ik overstak zonder te kijken. Een tram rinkelde, mensen schreeuwden naar elkaar. Ik ontspande, ik liet los. Ik werd overgenomen. Daar, een heel klein stipje, was ik, maar ik was het niet meer. Ik was weg. Ik was verdwenen.